Mijn oorlog is de mijne niet
Mijn oorlog is de oorlog van mijn moeder die ze nooit vergeten is.
Acht was ze toen haar vader lijken ruimde in Rotterdam
en naar verbrand vlees ruikend thuis kwam.
Elf was ze toen de honger haar uit Den Haag naar Groningen dreef.
Te jong voor een oorlog, te klein om te begrijpen.
Zij wilde opgroeien, de bezetters wilden macht
Op vier mei denk ik aan haar met in haar ogen de angst die nooit overging.
Mijn oorlog is de oorlog van Samuth, mijn vriendin in Cambodia.
Hoe ze moest overleven onder de wrede terreur van de Rode Khmer,
En hoe die Rode Khmer jaren later “Ga weg!” zeiden tegen ons
terwijl wij werkten aan de wederopbouw
“Ga weg! Anders zorgen wij wel dat jullie verdwijnen”
Wij wilden de oorlog voorbij, de Rode Khmer wilde macht
Op vier mei denk ik aan haar, met in haar ogen een zee van tranen
Mijn oorlog is de oorlog van Gladys, mijn vriendin in Oeganda
Die tegen me schreeuwde toen de oorlog daar in alle hevigheid woedde
“Waarom laat iedereen ons in de steek, en kom zelfs jij niet, je bent al zo dichtbij?”
Terwijl er om haar heen gevochten werd en zij huilde om haar vermoorde man
Zij wilde vrede, de rebellen wilden macht
Op vier mei denk ik aan haar, met in haar ogen de wanhoop van wie alles verloren heeft
Mijn oorlog is de mijne niet
Ik liep rond in die van anderen
hoorde geweren
voelde de gruwel
zag de wanhoop
en was bang tot in mijn tenen
Voelde me nog nooit
En nooit meer
Zo machteloos
Mijn oorlog
Is de oorlog
Van al die mensen die ik onderweg ontmoette
Uit Oeganda, Kenia, Congo, Afghanistan, Cambodia
en God weet waar nog meer vandaan
Die stilstaan
Twee minuten
Zeven dagen
Maanden lang
Maar dan
Opstaan
Verder gaan
En zeggen dit is het einde niet
In Oekraine niet
In Congo niet
In Afghanistan niet
Nergens
Die zeggen
Dit is mijn oorlog niet
Wij gaan werken aan vrede
En met dat nee
Hoe klein ook
Begint
De vrede
Zacht te zingen
Geen enkele oorlog is de mijne
Al sta ik er echt midden in.
Omdat geen enkele oorlog
de hunne is
Omdat zij
Toch
Weten hoe vrede te bewaren
Geen oorlog
Mag de onze zijn
door Elise Kant